Hoeveel steek ik in het nieuwjaarsenvelopje voor mijn petekind, en hoeveel voor mijn ander kleinkind? Vroeger was dat al geen simpele vraag. Met plus(klein)kinderen erbij is het nog iets ingewikkelder geworden. Enkele tips.
Het is 1 januari en u zit met de familie (en een kleine kater) aan de feesttafel. Na het dessert is het moment aangebroken waar de kinderen al uren op wachten. De nieuwjaarsbrieven mogen bovengehaald worden! Dit jaar is het een beetje ingewikkeld. Want niet alleen uw kleinkind (7) leest een mooi stukje proza voor. Ook uw stiefkleinkind (9) – sinds enkele maanden deel van de familie – haalt een brief boven. Het andere pluskleinkind, dat vorig jaar nog in uw huiskamer een brief stond voor te lezen, is ondertussen weer uit beeld.
Wat nu … ? Geeft u de twee kleinkinderen elk een enveloppe met 20 euro? Krijgt het stiefkleinkind 25 euro omdat hij ouder is? Of geeft u het stiefkleinkind 15 euro omdat hij ‘nieuw in de familie is’ en het nog maar de tweede keer is dat u hem ontmoet?
Zijn uw plus(klein)kinderen ongeveer even oud, dan geeft u best evenveel. Want met een nieuwjaar (of andere cent) geeft u meer dan enkel de waarde van geld. Zelfs al zijn ze nog jong, het gevoel op de tweede plaats te komen wordt alleen maar versterkt als het ene kind een briefje minder in de enveloppe vindt. Dat kan niet alleen gevoelige snaren raken bij kinderen, maar ook bij hun ouders of andere familieleden. Zeker als er al gevoeligheden sluimeren in de familie, kan het ene (klein)kind zich sneller minderwaardig voelen dan het andere. Is het leeftijdsverschil groter, dan kan u het oudere kind best een groter bedrag geven. Of het om een plus(klein)kind gaat of niet, zou in principe niets mogen uitmaken.
Context is natuurlijk belangrijk. In sommige families is de dikte van de nieuwjaarsenvelopjes nooit een probleem. In andere families – waar er misschien al wat spanningen in de lucht hangen – kan een briefje minder bij de ene en een briefje meer bij de andere tot nóg meer spanningen leiden. U kan daarom beter duiding geven als u gevoeligheden vreest (of zelfs ook als u geen problemen verwacht). Krijgt een ouder kind bijvoorbeeld meer? Leg dan uit dat het jongere kind minder krijgt omdat het andere kind ouder is. Het jongere kind heeft dan alvast iets om naar uit te kijken, want later zal ook zijn enveloppe dikker worden.
Wat als u toch andere redenen wil aanwenden om sommige kinderen te bevoordelen? Bijvoorbeeld door meer te geven aan kinderen die een brief voorlazen en zij die dat niet deden. Of door meer te geven aan het kind dat elk weekend op bezoek komt, dan aan het kind dat u zelden ziet. Of door meer te geven aan een pete- of metekind dan aan een ‘gewoon’ kind.
Als niet iedereen hetzelfde krijgt, kunnen spanningen rijzen of misverstanden ontstaan. U doet er opnieuw goed aan om uw keuzes te verduidelijken. Het belangrijkste is dat elk kind – en bij uitbreiding elke ouder – het verschil kan plaatsen en niet het gevoel krijgt minder geliefd te zijn of dat u onder uw kinderen “favorieten” heeft. Sta ook stil bij eventuele gevolgen: als uw keuze om het ene kind meer te geven dan het andere omdat u die meer ziet, op onbegrip wordt onthaald, dan komt het kind dat minder kreeg misschien nóg minder langs.
In een ideale situatie maakt iedereen vooraf afspraken hoeveel een kind krijgt met Nieuwjaar. Bijvoorbeeld door bedragen vast te leggen die voor iedereen haalbaar zijn.
Maar in de praktijk gebeurt dat natuurlijk niet altijd. Niet iedereen heeft dezelfde financiële mogelijkheden. De ene trakteert bijvoorbeeld doorheen het jaar vaker op uitstapjes. De andere kiest om op een andere manier geld opzij te zetten. De ene grootouder kan dubbel zoveel kleinkinderen hebben dan de andere. Of misschien heeft het kind met de peter een hechtere band dan met de meter. Hoe dan ook: het is oké als u niet evenveel geeft dan de andere grootouder, meter, peter, …
Vraagt het kind waarom het van u ‘slechts’ de helft krijgt dan wat het van de andere oma, opa, tante, nonkel, … krijgt? Antwoord dan gewoon eerlijk hoe de situatie in elkaar zit. Kinderen begrijpen het best als u bijvoorbeeld vertelt dat u minder centjes heeft, of aan het sparen bent.
Begin niet te vroeg met geld geven. Alleen als kinderen al wat kunnen rekenen en de waarde van geld begrijpen, kan een envelopje zinvol zijn. Bijvoorbeeld: wat kan ik kopen met 5 euro?, hoeveel kost een pak melk?, …. Een kind dat nog niet vertrouwd is met het concept geld, maakt u sneller blij met een klein cadeautje dan met een enveloppe met geld.
Begin ook niet te hoog. Als u start met 100 euro voor een zesjarige, dan schept u daarmee een verwachtingspatroon. Als u het jaar nadien ‘slechts’ 20 euro kan geven, zal dat wellicht verwarring wekken.
Dat hangt natuurlijk grotendeels af van de tradities in uw familie, uw band met het kind, uw financiële situatie, enzovoort. U kan bijvoorbeeld ook beslissen, als u hen zakgeld geeft, om hetzelfde bedrag te gebruiken voor hun Nieuwjaar. Een dertiende maand voor kinderen, zeg maar. Enkele richtcijfers:
10 euro voor een zesjarige is dus al prima. Naarmate ze ouder worden en meer uitgaven hebben kan u richting 50 euro of meer gaan. Maar opnieuw: dit zijn richtlijnen. Uiteindelijk beslist u hoeveel u kan of wil geven.
Heeft u een vraag voor ons? We bellen u graag op een ogenblik dat het u uitkomt.
Maak een afspraak